Wanneer je met mensen werkt, word je regelmatig geconfronteerd met de onzekerheid van jouw cliënten. Maar zijn wij therapeuten, coaches of andere mensenwerkers zelf wel altijd zo zeker van onszelf? In mijn ervaring zeker niet!
Natuurlijk is het, net als in ieder ander beroep, in het begin van je loopbaan spannend: weet ik wel genoeg, zullen ze me wel serieus nemen? Ik kan me nog goed herinneren hoe onzeker ik me voelde vòòr mijn eerste cliëntgesprek: ik had ter voorbereiding een lijst van veertig vragen gemaakt. De arme man kwam nauwelijks toe aan zijn verhaal… Gelukkig bleek ik hem in de vervolggesprekken toch een luisterend oor te kunnen bieden;-)
Wanneer je langer in het vak zit, weet je over het algemeen wel hoe je je werk moet doen, maar kun je toch last houden van onzekerheid. Een paar voorbeelden van hoe een gebrek aan zelfvertrouwen zich bij professioneel begeleiders kan uiten.
Imposter-syndroom
“Ik ben vaak zo onzeker” vertelt Ankie*, een ervaren coach tijdens de supervisie, “wanneer ik een training aan het voorbereiden ben denk ik vaak dat ik niets weet of kan. Bij de uitvoering gaat het meestal prima. Maar achteraf overvalt me opnieuw de onzekerheid: wanneer zullen ze erachter komen dat het niet zoveel voorstelt?“
Ze voelt zich vaak een soort bedrieger die anderen iets probeert te leren, waarin ze zelf niet goed is. Ankie heeft last van angst om door de mand te vallen: het imposter-syndroom, een chronische vorm van zelfonderschatting. Deze term werd in eerste instantie gebruikt om de angst van succesvolle vrouwen te beschrijven die niet geloven in hun eigen intelligentie en het idee hebben dat anderen hen overschatten (Clance&Imes). Later onderzoek liet zien dat circa 75% van de vrouwen en circa 50% van de mannen zich wel eens zo voelt (Stadelmeijer).
Deze vorm van onzekerheid gaat vaak gepaard met perfectionisme of bluf: door alles zo goed mogelijk te doen, of de schijn op te houden precies te weten waarmee je bezig bent, kun je voorkomen dat men erachter komt dat je toch niet zo capabel bent.
Wanneer je als professional last hebt van het imposter-syndroom kan goede supervisie of coaching helpen. Je krijgt een meer realistische inschatting van jouw capaciteiten te en leert omgaan met de angst. Hierdoor heb je minder last van stress en ga je meer genieten van jouw werk.
Minderwaardigheidsgevoel
Een gebrek aan zelfvertrouwen kan ook voortkomen uit het gevoel minder waard te zijn dan een ander. Hier heeft Piet* last van. Als doorgewinterde hulpverlener uit de GGZ, heeft hij vaak het idee op te moet boksen tegen zijn hoger opgeleide en jongere collega’s: “Ze smijten met dure vaktermen; vaak begrijp ik er geen snars van. Ik wil niet dom overkomen, dus vraag ik niet door.”
Zijn zelfvertrouwen krijgt hier iedere keer opnieuw een deuk door. Hij voelt zich opgelaten en houdt zich groot. Zijn collega’s denken dat hij gesloten is en nemen hem daardoor niet snel in vertrouwen over hun eigen onzekere momenten, waardoor het cirkeltje rond is.
Wanneer je je eigen waarde niet kunt zien, zal je je altijd kleiner en ‘minderwaardig’ voelen. Mensen die hier last van hebben laten vaak compensatiegedrag zien: ze proberen zelfverzekerd over te komen, gedragen zich soms zelfs autoritair.
Als professional is het belangrijk om te werken aan gevoelens van minderwaardigheid, omdat je anders risico loopt afhankelijk te worden van de bevestiging van jouw cliënten. Het helpt wanneer je de bron van dit minderwaardigheidsgevoel kunt verwerken, jouw waarde als mens en als professional erkent en leert jezelf kwetsbaar op te stellen.
Onzekerheid als strategie
Een gebrek aan zelfvertrouwen kan ook nog een andere bron hebben dan de angst door de mand te vallen of een gevoel van minderwaardigheid. Je kunt onzekerheid inzetten als een (onbewuste) strategie om conflicten te voorkomen of verantwoordelijkheid te ontlopen.
Jantine* is een heel sensitieve en competente groepsbegeleider. Ze heeft vaak al lang van tevoren door dat er een crisis bij een bewoner aan komt of welke begeleiding nodig is om een verandering in gedrag te bewerkstelligen. Ze houdt echter vaak haar mond, omdat ze zich niet zeker voelt van zichzelf. “Het is toch alleen maar mijn gevoel. Ik weet het toch niet beter dan mijn collega’s of de gedragsdeskundig? Ik wil geen ruzie met mijn collega’s.”
Wanneer Jantine in intervisie echter wordt geconfronteerd met haar teruggetrokken gedrag, blijkt er meer aan de hand: “Als ik het werkelijk zo vaak bij het juiste eind heb, dan moet ik daar eigenlijk meer mee gaan doen. En dan zou ik zoveel willen veranderen in de zorg… Ik zou de hele boel z’n de kop willen gooien. Een doodeng idee vind ik dat…” Soms is het veiliger of vertrouwder om iets niet te kunnen, dan om ergens goed in te zijn en dit te laten zien.
Het zelfvertrouwen van Jantine groeit wanneer ze stapsgewijs haar ideeën deelt met haar collega’s en ze zich samen inzetten voor concrete veranderingen in hun werk.
Wil jij ook steviger in je schoenen staan als professioneel begeleider? Neem contact met mij op om de mogelijkheden te bespreken!
*de gebruikte namen zijn gefingeerd